Haaientanden zoeken

Fossiele haaientanden zoeken? Dat kan zeker in Zeeland. Vooral Cadzand staat bekend als super vindplaats! Lees verder

De kust voor het Zeeuws-Vlaamse plaatsje Cadzand staat bekend als het rijkste haaientandenstrand van Nederland. Niet verwonderlijk, als je bedenkt dat Zeeland in een ver verleden een warme zee was waarin deze dieren rondzwommen. Hier, in de monding van de Westerschelde, hebben getijdenstromingen zo'n kracht, dat ze fossielen blootspoelen uit afzettingen die vele meters diep in zee liggen. Van oudsher zijn tanden te vinden uit het Eoceen (55,8-33,9 miljoen jaar geleden). Eind jaren tachtig zijn de stranden van Cadzand tot aan Breskens opgehoogd met zand van voor de kust, opgezogen uit de Sluisse Hompels. Het zat vol met nog veel meer fossiele haaientanden, dit keer uit het Oligoceen (33,9-23 miljoen jaar geleden), Mioceen (23-5,3 miljoen jaar geleden) en Plioceen (5,3-1,8 miljoen jaar geleden). Ervaren zoekers hebben nog steeds aan een paar uur genoeg om tientallen tanden op te rapen.

Niet ver van Cadzand, aan de overkant van de Westerschelde, ligt nog een strand waar oeroude fossielen te vinden zijn. Het is de Kaloot, een drie kilometer lang strand tussen de kerncentrale Borssele en de Sloehaven. Dit strand is beroemd vanwege de grote diversiteit aan fossielen die er gevonden kunnen worden, waaronder schelpen, walvisbotjes, haaientanden en roggenstekels. De Kaloot ligt als een natuurlijke buffer tussen het Natura 2000 gebied Westerschelde en het industriegebied. Op de Kaloot is ook bij een kort bezoek veel te vinden. Net als bij Cadzand worden de fossielen door de zee losgewoeld uit aardlagen die tientallen meters diep in de Westerschelde liggen. De Put van Borssele, vlak voor de kerncentrale, bereikt zelfs een diepte van zestig meter. Stromingen snijden afzettingslagen aan uit het Kwartair (Holoceen en Pleistoceen) en Tertiair (vooral Plioceen, maar ook Mioceen en Oligoceen). Zo kan het gebeuren dat een middeleeuws schapenbot op het strand terechtkomt naast een kies van de wolharige neushoorn uit de Laatste IJstijd en een haaientand uit het Mioceen. Juist die menging van verschillende fossielen en tijden verraadt hoe gevarieerd de geologische afzettingslagen zijn die zich hier in de ondergrond bevinden. Een van de meest opvallende fossielen van de Kaloot is de Laat-Miocene tot Vroeg-Pliocene brachiopode Pliothyrina sowerbyana. Kenmerkend is de bolle schelp met daarin een gat. Bij het levende dier stak hierdoor een 'arm' waarmee de brachiopode zich vasthechte aan de zeebodem.